Zit ik gisteravond lekker te eten in het restaurant, gaat opeens het alarm af. Niet het brandalarm of het beveiligingsalarm maar het alarm wat aangeeft dat we allemaal naar de verzamelplekken in het kamp moeten gaan. Het duurde toch een paar tellen voordat iedereen zich realiseerde dat er geen oefening was aangekondigd dus besloten we toch maar naar buiten te gaan, met achterlating van de halfvolle en soms zelfs nog helemaal volle borden.
Nadat we verzameld hadden op het centrale plein werd na een minuut of tien een einde gemaakt aan de onzekerheid. Het was wel degelijk een echt alarm en geen oefening, er was ergens een brandalarm te zijn afgegaan maar het bleek na onderzoek loos alarm te zijn. We konden dus terug naar ons inmiddels niet meer zo warme eten.
Hoewel ik me geen seconde onveilig heb gevoeld vroeg ik me toen het alarm afging in eerste instantie af of het mogelijk iets te maken had met de onrust op diverse plaatsen in het land. Er zijn namelijk in Basrah zelf en rond de noordelijker gelegen olievelden demonstraties geweest waarbij er wegen werden geblokkeerd en ook de toegang tot het olieveld van Noord Rumaila, waar wij gas van betrekken. Er werd gedemonstreerd voor werkgelegenheid op de olievelden, want met een werkeloosheid van dertig procent van de bevolking is het velen een doorn in het oog dat er zoveel buitenlanders werken in plaats van lokale Irakezen.
Daarbij gaat het niet zozeer om mensen zoals ik maar meer de “gewone” banen waarvoor vaak personeel uit India en Pakistan wordt gehaald. Tel daarbij op de heel vaak voorkomende stroomstoringen en het steeds brakker wordende water uit de kraan, dan lijkt het logisch dat bij veel mensen het kookpunt zo’n beetje bereikt was.
Hier in de buurt was er overigens helemaal niks van te merken, dus het afgaan van het alarm kwam gewoon op een ongelukkig moment. En over het kookpunt gesproken, we hebben deze week de vijftig graden aangetikt…